Een aantal zelfstandige rentmeesters werken samen via een gezamenlijk gehouden BV. De BV fungeert met een gezamenlijke naam als vehikel voor facturatie en incasso. De omzet wordt per rentmeester gescheiden geadministreerd. Iedere rentmeester heeft in de BV een eigen soort aandelen en een strikt gescheiden eigen winstreserve. De rentmeesters lopen ondernemers- en debiteurenrisico. De Belastingdienst stelt dat van fiscaal ondernemerschap geen sprake is.
Een aannemer heeft in zijn BV pensioen opgebouwd. In privé staat hij er niet goed voor. Daarom sluit hij een lening van € 50.000 bij de BV. De Belastingdienst is van mening dat de lening onzakelijk is. Dit zou bovendien belaste afkoop betekenen van zijn gehele pensioenvoorziening (€ 350.000). De aannemer gaat naar de rechter.
Een BV start een onderneming in de zoetwarenbranche. Het resultaat is en blijft waarschijnlijk marginaal. In de eerste maanden is het verlies ongeveer gelijk aan het salaris van de directeur-grootaandeelhouder (DGA). Daarom vraagt hij aan de Belastingdienst om zijn arbeidsbeloning voor het komende jaar op nihil te mogen stellen. Dat mag niet. Het zou ten minste gelijk moeten zijn aan het minimum loon. De rechter komt eraan te pas.
Een psychiater heeft zijn fiscale onderneming voortgezet in BV-vorm. Zijn vrouw werkte al mee in de zaak en komt om fiscale redenen op de loonlijst van de BV, voor € 6.200 per maand en een auto van de zaak. Ze doet enkel administratieve werkzaamheden. Op enig moment gaat het stel apart wonen. Vijf jaar later volgt een echtscheiding en dan zegt ook de BV de overeenkomst met de echtgenote op. Ze eist ruim € 250.000 aan billijke vergoeding, gefixeerde vergoeding, transitievergoeding en autokostenvergoeding.
Op 24 maart 2021, op de valreep, heeft het kabinet de coronamaatregel dat werkgevers aan hun werknemers een onbelaste vergoeding voor vaste reiskosten kunnen geven, verlengd tot 1 juli 2021. Deze regeling gold aanvankelijk tot 1 april van dit jaar.