Eind juni heeft een wetenschapper in een landelijk dagblad gewezen op de gevaren van versobering van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) voor familiebedrijven. Hierover zijn Kamervragen gesteld. De Staatssecretaris spreekt in zijn antwoord over aanpassingen en verwacht geen negatieve effecten.

Economische waarde
Het kabinet deelt de constatering dat familiebedrijven grote toegevoegde economische waarde hebben. Volgens cijfers van het CBS zorgen familiebedrijven voor 29% van de werknemersbanen. Het aandeel van de omzet en toegevoegde waarde van familiebedrijven in het niet-financiële bedrijfsleven is volgen cijfers van het CBS 28%, respectievelijk 29%.

Bijzondere karakteristieken
Familiebedrijven onderscheiden zich in het algemeen door hun bijzondere karakteristieken, dat wil zeggen betrokkenheid van een stabiele groep eigenaren, sterk loyaliteitsgevoel tussen familie en medewerkers en een diepgewortelde band met de lokale gemeenschap. Uiteraard kunnen niet alle familiebedrijven over één kam geschoren worden, net zomin als dat kan bij niet-familiebedrijven.

Perspectief
Het langetermijnperspectief van familiebedrijven is gericht op komende generaties, en niet op korte termijn focus en winst maken, wat hen eveneens weerbaarder maakt in tijden van crisis, omdat zij eerder geneigd zijn op korte termijn met minder genoegen te nemen voor het overleven op de lange termijn. Volgens de Staatssecretaris zullen echter ook niet-familiebedrijven rekening houden met de langere termijn, omdat dit de waarde van de onderneming - en daarmee het vermogen van de aandeelhouder - bepaalt. Wel kan het zijn dat een hogere concentratie van eigenaarschap leidt tot een sterkere prikkel om betrokken te zijn bij langeretermijnbeslissingen. Hierdoor kan het zijn dat in een familiebedrijf genoegen kan worden genomen met minder winst op de korte termijn dan in een vergelijkbaar niet-familiebedrijf.

Aanpassingen bedrijfsopvolgingsregeling
Het kabinet verwacht niet dat de aangekondigde aanpassingen in de BOR zullen leiden tot het verdwijnen van familiebedrijven. Nederland houdt een ruimhartige bedrijfsopvolgingsregeling, die tot doel heeft te voorkomen dat de continuïteit van familiebedrijven in gevaar komt.

In de Voorjaarsnota heeft het kabinet voorgesteld de hoogte van de vrijstelling goingconcernwaarde van 100% over de eerste ca. € 1,2 miljoen en 83% over het meerdere met ingang van 1 januari 2025 te wijzigen naar 100% over de eerste € 1,5 miljoen en 70% over het meerdere. Bij overdracht van de onderneming aan de volgende generatie (kinderen) bedraagt de schenk- of erfbelasting op grond van het voorstel 0% over het deel dat onder de 100% vrijstelling van € 1,5 miljoen valt en maximaal 6% over het meerdere (30% van de waarde is dan niet vrijgesteld, tegen een tarief van maximaal 20%). Deze aanpassing in de BOR van de vrijstelling goingconcernwaarde is gedaan met het oog op het verhogen van de doelmatigheid.

Volgens de evaluatie door het CPB zijn er in de meeste gevallen voldoende (liquide) middelen beschikbaar om de schenk- of erfbelasting over het verkregen ondernemingsvermogen te voldoen. Maar zoals in de kabinetsreactie op die evaluatie is aangegeven, is discussie mogelijk over wat als vrij beschikbare middelen bij de verkrijger van ondernemingsvermogen moet worden beschouwd. Dit hangt af van het eigen vermogen van de verkrijger, de omvang van het verkregen ondernemingsvermogen en of er nog ander vermogen wordt verkregen, wat bij erfenissen in de praktijk vaker het geval is dan bij schenkingen. Daarnaast is beleggingsvermogen binnen de vennootschap weliswaar niet noodzakelijk voor de continuïteit van de onderneming, maar daarover is in beginsel wel eerst Box 2-heffing verschuldigd voordat dit kan worden gebruikt voor de betaling van de schenk- of erfbelasting.

Als het niet lukt de verschuldigde schenk- of erfbelasting over het verkregen ondernemingsvermogen direct te betalen, kan 10 jaar uitstel van betaling aangevraagd worden. Ook kan, afhankelijk van de feiten en omstandigheden, externe financiering van de belasting mogelijk zijn of kan een deel van de verkregen aandelen aan andere familieleden verkocht worden. Door deze mogelijkheden zal het niet vaak nodig zijn om ondernemingsvermogen aan de onderneming te onttrekken om de schenk- of erfbelasting te voldoen, waardoor de continuïteit van familiebedrijven niet in gevaar hoeft te komen. Daar komt bij dat bedrijfsopvolging doorgaans slechts één keer per generatie voorkomt of aan de orde is.

Ook voor niet-familiebedrijven
Familiebedrijven zijn als zodanig niet gedefinieerd. Het kan gaan om bedrijven waarvan een bepaald deel van het eigendom (bijvoorbeeld aandelen) in handen is van één of een zeer beperkt aantal families. Het kan ook gaan om bedrijven waarvan de stemrechten van het eigendom in handen is van één of een zeer beperkt aantal families. Maar het kan ook gaan om situaties waarin het bestuur (dagelijkse leiding) bij één of een zeer beperkt aantal families berust. De praktijk is zeer divers. Voor de toepassing van de BOR is dit niet relevant. Het kabinet vindt het van belang dat de BOR ook blijft gelden bij reële bedrijfsopvolgingen voor een aanmerkelijk belang bij bedrijven die niet in handen zijn van één of een zeer beperkt aantal families.  Op dit punt is de BOR ruimer dan in een aantal andere landen waar de BOR is beperkt tot familiebedrijven of tot bepaalde sectoren.

Op 6 juli is een motie aangenomen die vraagt te onderzoeken of en hoe de BOR meer gericht kan worden op familiebedrijven. Dit onderzoek loopt nog. Er is ook regelmatig overleg met (familie)bedrijven en hun vertegenwoordigers.

Tip: De aangekondigde aanpassingen van de BOR blijven de gemoederen bezighouden. Laat u regelmatig bijpraten door uw adviseur over de laatste stand van zaken als bedrijfsopvolging bij u aanstaande is.