Een werkneemster met een tijdelijke arbeidsovereenkomst tot 31 december, krijgt van haar werkgever tijdig een aanzegging einde contract. Na afloop van het dienstverband vordert ze van haar werkgever betaling van achterstallig salaris en de wettelijke verhoging. De werkgever geeft niet thuis, omdat hij het bedrijf aan een opvolger heeft overgedragen. Hoe oordeelt de rechter?

De rechter stelt vast dat de werkgever zijn bedrijf op 13 december heeft overgedragen aan de opvolger. Door die overgang van onderneming zijn op grond van het Burgerlijk Wetboek de rechten en verplichtingen van de werkgever die op het tijdstip van de overgang op 13 december voortvloeiden uit de arbeidsovereenkomst met de werkneemster van rechtswege overgegaan op de opvolger.

Op grond van het Burgerlijk Wetboek is de werkgever wel nog gedurende een jaar na de overgang naast de opvolger hoofdelijk verbonden voor de nakoming van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, die zijn ontstaan vóór de overgang.

De werkneemster heeft binnen de wettelijke termijn van één jaar na de overgang op 13 december 2021 de werkgever aansprakelijk gesteld voor achterstallig loon.

De vordering zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de werkgever slechts aansprakelijk is voor het loon berekend tot de overgang op 13 december 2021. Omdat het loon van december niet tijdig is voldaan, is de werkgever de wettelijke verhoging verschuldigd. Deze beperkt de rechter gelet op de situatie tot 25% over het bedrag van het achterstallige loon, omdat dit billijk voorkomt.

Let op: Na overdracht van uw bedrijf kunt u door werknemers van het bedrijf rechtstreeks aansprakelijk worden gesteld voor betaling van achterstallig salaris uit de periode tot de overdracht.